Goeie en slechte tijden in de Warmoesstraat

Nu de prijzen van het onroerend goed weer stijgen, moet er voor appartementen in de Warmoesstraat tussen de 4.000 en6.000 euro per vierkante meter worden betaald – dat zijn zo’n beetje de hoogste prijzen van de stad. Dat is moeilijk voor te stellen als je weet dat in deze straat nog geen veertig jaar geleden de ramen dichtgetimmerdwaren en de junkies en de zakkenrollers er de dienst uitmaakten. Bovendien was hier het commerciële hart vande Chinese heroïne handel in Europa. In Policing the Inner City (1979) legt socioloog MauricePunch uit waarom de Warmoesstraat een no-go area is geworden. Voor het hele gebiedZeedijk-Nieuwmarkt (wijk 2), werd een politiebureau opgezet midden in de Warmoesstraat,waar de beroemde politierechercheur Appie Baantjer werkte. Hij beschreef in een aantal boeken wat er zich zoalafspeelde in het meest criminele stukje Amsterdam en verkocht er wereldwijd meer dan zeven miljoen van! – eenaantal dat de reputatie van de Warmoesstraat ook al niet ten goede kwam. De afgelopenveertig jaar is deze straat dan ook bekend geweest als het afvoerputje van Amsterdam metheroïneverslaafden, gokkers en criminelen van over de hele wereld.Het commerciële hartIn de zestiende en zeventiende eeuw, trok de Warmoesstraat ook buitenlanders uit heel Europa, maar dan van eenheel ander kaliber. Het waren meestal kooplieden en handelaren die in de stad verblevenom zakelijke contacten op te zetten en om handel te drijven met de Amsterdamsekooplieden. In tegenstelling tot wat er de laatste vijftig jaar van is geworden, was deWarmoesstraat in de zestiende en vroege zeventiende eeuw het commerciële centrum vanAmsterdam. Het was de straat waar de burgemeesters van de stad en de rijke en beroemdemagistraten woonden. Volgens historicus Maarten Hell, auteur van De kleine geschiedenisvan Amsterdam voor Dummies (2015), was de straat het commerciële hart van de stad, voordat dat verplaatst werdnaar de Dam. In de Vroegmoderne Tijd (grofweg tussen 1500 en 1800) was deze straatmet zijn 200 huizen en meer dan 15 pensions en herbergen, dè plek voor zakelijke onderhandelingen.Waar we vandaag de dag cafés, kroegen en hotels eerder in verband brengen metvermaak en met eten, drinken en slapen, werd er in de late middeleeuwen onderdakgeboden aan het bedrijfsleven. Het waren de voorlopers van de vergaderzaal, maar danwaar ondernemers niet alleen zaken deden, maar ook nog konden overnachten. Daarmeevervulden de herbergen van de Warmoesstraat een belangrijke sociale en economische functievoor de stad.Voordat de Verenigde Oost- Indische Compagnie en de West-Indische Compagnie in respectievelijk 1602 en 1621werden opgericht, handelde de Nederlandse Republiek voornamelijk met de steden van de Hanze (zoals Hamburg,Bremen, Lübeck) en met de landen aan de Baltische Zee. Tijdens de late vijftiende en de hele zestiende eeuw, wasde handel met de Hanze de belangrijkste voor Amsterdam. Bovendien was het dereden waarom de stad zich kon ontwikkelen tot stapelmarkt tussen Noord-Europa, dat rijk is aan hout en graan, en Zuid-Europa, dat luxeproducten bood als wijn, zout en zijde.Amsterdam werd door die stapelmarkt de spin in het web van de Europese handel.Herbergen in de WarmoesstraatMaarten Hell legt uit dat tussen 1550 en 1578 veel van de herbergiers in de Warmoesstraat immigrantenwaren die in belangrijke mate hun diensten aanboden alshandelsagent, in plaats van alleen als herbergiers etenen drinken te serveren. Veel van hun klanten waren ookhun zakelijke partners. De afmetingen van de huizen inde Warmoesstraat waren niet groot en waarschijnlijk bodenze aan niet meer dan twaalf gasten onderdak, van wie velenhun kamer of bed met andere gasten moesten delen. Ietsdat overigens vrij gebruikelijk was tijdens de VroegmoderneTijd. Een goed voorbeeld van zo’n herbergier was LubbertNut (c.1488-?), die op Warmoesstraat 52 De Rode Helmuitbaatte. Hij kwam uit Bremen, waar hij een uitgebreidnetwerk van handelaren uit havensteden in Duitsland hadontwikkeld. Tegen de tijd dat Nut zijn burgerschap van destad verkreeg in 1543, was hij bekend als één van de rijksteinwoners van de stad.Decadentie in de Gouden EeuwNa 1608 nam de stad snel in omvang toe en de focusvan de Amsterdamse handel verschoof van de Hanze naar elders. De herbergiers en handelsagentendie zich hadden gespecialiseerd in dit soort handel, verdwenen langzaamuit het straatbeeld van de Warmoesstraat. Het nieuwezakencentrum van Amsterdam verhuisde naar het gebied rondde Dam, nadat de beurs van Hendrick de Keijzer daar wasgebouwd. De Warmoesstraat werd meer residentieel vanaard en veranderde tegelijkertijd in een winkelstraat metluxe goederen vergelijkbaar met de P.C. Hooftstraat vandaagde dag. Zo had de Nederlandse dichter en toneelschrijverJoost van den Vondel er in 1613 samen met zijn vrouw opWarmoesstraat 39 een winkel in allerlei soorten zijde. In devroege zeventiende eeuw werd zijde een populaire stof voorkleding, vooral onder de rijke jongeren in de NederlandseRepubliek, die de bling-bling mode van die tijd volgden:het moest allemaal heldere en flamboyante kleding zijnmet veel glanzende stoffen en accessoires zoals zijde. Diemode was alleen wel heel erg duur en moest vanuit Italiëen het Verre Oosten worden geïmporteerd. De overvloedvan deze handel bracht weelde en decadentie voor de kinderenvan de elite van het land, die zich zo’n nieuwe trend kondenveroorloven. Ze kleedden zich in fel rood engeel gekleurde zijden jassen en kousen, droegen modieuzeslappe hoeden en schoenen met hoge hakken (de mannen!)en ze experimenteerden met drugs (tabak). Vanaf 1620 werdnicotine een nieuwe hype onder studenten nadat tabak in deRepubliek was geïntroduceerd door matrozen, een nieuwtjedat ze in Zuid-Amerika hadden leren kennen. Dat allesluidde een van de vele periodes in van decadentie en vervalin de straat. Maar de Warmoesstraat zou zijn veerkrachtkeer op keer bewijzen en een belangrijke straat blijven in demiddeleeuwse binnenstad van Amsterdam.

<< Back