November 2012

 

In gesprek met historicus Benjamin Roberts (New Jersey, 1965) die een boek schreef over seks, drugs en rock-'n-roll in de jaren 20 en 30 van de Gouden Eeuw.

Waarom Amsterdam? En waarom dit onderwerp?

De Nederlandse geschiedenis is de spannendste die er is. En kijk om je heen: in Amsterdam is de geschiedenis overal. Maar niet als in een openluchtmuseum. De stad leeft,Amsterdam is internationaal en trendgevoelig. Dat was in de periode die ik beschrijf niet anders. Het was een maatschappij vol immigranten, uit alle delen van Europa. Ontzettend veel Duitsers woonden hier bijvoorbeeld, met name uit Westfalen. Er waren hele Duitse wijken in de stad. Ik denk dat Duits in Amsterdam de eerste taal was.

Werd er geklaagd over buitenlanders? 

Vooral over de Vlamingen. Knoflooketers werden die genoemd. Over Vlaamse buurtfeesten in Haarlem zijn boze artikelen bewaard gebleven. Die moeten de hele nacht zijn doorgegaan, met afterparty’s op straat. Plantenbakken gingen om, katten werden ophangen. En daarna zwemmen in zee en de duinen in met de meisjes.

Je beperkt je in je boek tot één generatie jongens, die is geboren rond 1600.

En die volwassen werd tijdens de gouden decennia van de Gouden Eeuw. Pubers en adolescenten vind ik een interessante groep – de leeftijd waarop je persoonlijkheid zich vormt, en je je afzet tegen je ouders. Daarnaast heb ik een hekel aan geschiedenisboeken waarin over ‘kinderen in de middeleeuwen’, of ‘de jeugd in de 17de eeuw’ wordt geschreven. Een eeuw is honderd jaar! Elke tien, twintig jaar is er weer een nieuwe generatie, die een heel ander leven leidt dan de vorige en het recht heeft op zichzelf bekeken te worden. Alsof mijn vader die in 1926 is geboren niet in een heel andere tijd is opgegroeid dan ik. De periode waarin je jong bent heeft voor altijd invloed op je leven. Wie tijdens een economische depressie opgroeit, bijvoorbeeld, is geneigd meer beren op de weg te zien dan ieman die volwassen wordt in een tijd van economische groei. Daar is sociologisch onderzoek naar gedaan.

Drank en drugs is niet het eerste waar je aan denkt als je Gouden Eeuw hoort. Wel vlijtige koopmannen. En vrome protestantse kerkgangers.

Dat komt omdat er een andere eeuw in de weg zit, de 19de. De historici van toen hebben de Gouden Eeuw dusdanig opgepreutst en de nadruk op het geloof gelegd, dat onze blik erdoor vertroebeld is. Historici kijken altijd door de bril van hun eigen tijd naar de geschiedenis. Maar de Gouden Eeuwers waren helemaal niet zo vroom. Ik denk dat misschien tien procent van de Amsterdammers naar de kerk ging. Uit de kroeg ernaast scheen soms zo’n lawaai te komen dat de dominee amper te verstaan was.

Wat viel je op over de jeugd van toen?

Het lange haar, de kleurige kleren. Het leek jeugd uit de sixties, een vergelijkbare tijd van economische voorspoed. En dat ze rookten. Daarvoor was tabak iets van soldaten en matrozen. Maar gaandeweg begonnen apothekersleerlingen en wetenschappers van de Hortus Botanicus te experimenteren met geïmporteerde tabaksplanten en binnen dertig jaar

rookte iedereen. Een soort zware shag was het. Heel zware shag. 

Werden er andere geestverruimende middelen gebruikt? (Benjamin bladert naar een afbeelding van De Rokers, een schilderij van Adriaen Brouwer uit 1636).

Kijk, Brouwer staat er zelf op. Zie je die wazige blik? Ik vermoed dat ze hier wiet rookten. Dat was ruim voor handen, de touwen voor de VOC-schepen werden van hennep gemaakt. De Italiaanse cultuurhistoricus Piero Camporesi denkt trouwens dat 17de eeuwers zelden nuchter waren. Ze dronken de hele dag bier omdat het water niet te vertrouwen was en aten beschimmeld brood en ander halfbedorven en gistend eten. Ook experimenteerden ze veel met theetjes, kruiden en bessen.

Wat moeten we weten over de Gouden Eeuwers en seks?

Opvallend vond ik de waarschuwingen van Jacob Cats. In zijn belerende boeken deed vadertje Cats er helemaal niet moeilijk over, ik bedoel: hij begreep de driften van de jongens en meisjes, maar hij waarschuwde ernstig voor het grote gevaar van die tijd, syfillis. Dat was de aids van toen. Zonder het woord te noemen beschreef hij precies wat syfilis kon aanrichten: haaruitval, tanduitval, stinkende adem en, waar je de syfilislijder op plaatjes aan herkent, de platte neus. Het kraakbeen in je neus verdwijnt. 

Was er iets als Paradiso of een Heineken Music Hall?

Hét entertainment waren de liedboeken, in een dure uitvoering voor rijke jongeren en in paperback voor de minder bedeelden. Ze kwamen in groepjes bij elkaar om te zingen. Vaak speelde er iemand op een luit of een fluit, er ging drank mee, en dan varen op de Amstel of in de winter binnenshuis zingen over de lente. Over actuele thema’s gingen die liedjes, over verboden liefde, of seks, of drank. Drinkliedjes waren er volop. Die liedboeken werden voornamelijk geschreven en gecomponeerd door Bredero en Jan Jansz. Starter, ook een BN’er in die dagen. Een soort Tiësto zou je kunnen zeggen. Hij gebruikte vaak bestaande liedjes en maakte er dan een nieuwe versie van. Zingen was de nationale hobby. De Nederlanders werden gezien als het muzikaalste volk van Europa.

Wat is het grote verschil tussen toen en nu?

Ik denk het geweld. Studenten hadden een wapen op zak, een recht dat stamde uit de tijd dat alleen de adel studeerde. Eer was een groot goed, die werd verdedigd. Vechtpartijen waren aan de orde van de dag. ’s Nachts was het sowieso gevaarlijk, want er was geen straatverlichting. Om de haverklap verdronken er mensen die met hun dronken kop in de gracht vielen.

En de overeenkomst?

De ouderen. Die maakten zich vreselijk druk om de baldadige jeugd van tegenwoordig.

 

Sex and Drugs before Rock-’n-Roll; Youth Culture and Masculinity during Holland’s Golden Age,

Benjamin B. Roberts, Amsterdam University Press

 

Door Carel Helder
 
<< Back